De gedenkpenning heeft een gladde geprofileerde rand en is aan beide zijden als volgt ingegraveerd :
Op de voorzijde : centraal rondom links LEOPOLD II KONING en rechts DER BELGEN, centraal het hoofd van koning Leopold II naar links gericht, gesigneerd onder de nek H.F.T.
Op de keerzijde : rondom twee lauriertakken onderaan samenstrikt met lint, centraal in een binnenring rondom DE TAAL IS GANSCH HET VOLK, horizontaal NATIONAAL / VLAAMSCH / VERBOND / PLECCHTIGE / ZITDAG / OOSTENDE / 6 JUNI 1891
vereniging opgericht op 7 juni 1891 en actief tot 1914 als organisatorische ondersteuning van de Landdagbeweging.
Het voorstel tot de oprichting van een boven alle partijen verheven verbond kwam van Alfons Prayon-van Zuylen, die eveneens op de Landdag van februari 1889 zijn Verklaring der Rechten van den Vlaming als een soort basisprogramma van het op te richten verbond voorlas. Deze Verklaring, uitgegeven onder meer door De Vlaamsche Wacht van Brussel, eiste de vernederlandsing van het gerecht, het onderwijs, het bestuur, het leger, de diplomatieke diensten, het zeewezen, de burgerwacht.
Prayon-van Zuylens voorstel tot oprichting van een onafhankelijk Vlaams verbond werd eenparig aangenomen op een speciale vergadering van het bestuur der Landdagen (19 juli 1890). Toch werd het initiatief vooral gesteund door de liberale flaminganten die vreesden voor een opslorping door de katholieke meerderheid in de Landdagbeweging. De leiding van het Verbond berustte hoofdzakelijk bij een in 1893 gekozen Vlaamsche Volksraad gedomineerd door de Brusselse vrijzinnigen Lambert Goffin, Maurits Josson, Frans Reinhard, Theophiel Coopman, maar met de katholiek Jan I. de Beucker als voorzitter. Nog voor de bekrachtiging van de oprichting van de NVV (18 april 1892) zegden reeds heel wat katholieken hun steun op en stapten over naar de Vlaamsche Katholieke Landsbond gesticht in april 1891. Aanvankelijk ontstond dan ook een grote rivaliteit tussen beide verenigingen, waarbij het NVV steunde op de Nederduitsche Bond van Antwerpen en vooral op de Liberale Vlaamsche Bond van Brussel. Daarna normaliseerden de verhoudingen zich en waren vele flaminganten in beide organisaties actief.
In 1894 ontstond bij de Brusselse vrijzinnige flaminganten een intern conflict toen de leiders van het NVV en de Volksraad bij de verkiezingen opkwamen met een neutrale Vlaamsche Volkspartij. Het NVV zou pas in de strijd om de Gelijkheidswet (1897-1898) het verloren krediet herwinnen, en daarna onder leiding van Reinhard tot 1914 ijveren voor de vernederlandsing van de openbare besturen.